De herkomst van het woord ‘rest’ blijkt dicht te liggen bij dat van ‘rust’. De woorden lijken zelfs verwant.
Om meer gevoel te krijgen voor wat het betekent met resten te werken, ben ik de herkomst van het woord eens nagegaan. Woorden als ‘reste’ of ‘rest van’ duiken in Nederlandse teksten op vanaf de vijftiende eeuw, zo is te vinden in de Nederlandse etymologiebank. Aanvankelijk niet in de betekenis van resten van producten (van textiel bijvoorbeeld), maar in de betekenis van overgebleven mensen. Zoals in een geschrift uit 1415: Die reste van onsen baronen …Sullen varen an die komen daer, wat zoiets betekent als: de rest van de edelen moeten hen die aankomen tegemoet komen. Nu zeggen we natuurlijk ook nog wel: de rest (van de mensen) kan het beste maar dit of dat gaan doen, kan bijvoorbeeld maar beter thuis blijven.
In de betekenis van stofresten/reststromen – ofwel overschot – hebben etymologen resten pas 150 jaar later gevonden, in een akte uit 1575: de reste vande twee kloosters, – de ruïne van de twee kloosters. Het Nederlandse reste komt dan van het Franse reste (voor het eerst gesignaleerd in een tekst uit 1230).
Judopakken
Bij een rest denken we gemakkelijk aan iets passiefs. Dat gold in ieder geval voor de resten textiel die ik jarenlang in huis had liggen, iets wat maar steeds bleef liggen en ruimte innam: de bergen dunne truitjes, fladderige broeken en vestjes die we niet meer droegen, de te klein geworden judopakken, de te grote, ooit gekregen strandhanddoeken, de stapel tafelkleden in de kelder…
Dat passieve past ook bij de betekenis van het Latijnse restare – overblijven, achterblijven. Stare betekent staan in het Latijn, restare is dus misschien zoiets geweest als: dat wat is blijven staan, of, waarschijnlijker, mensen die zijn blijven staan, een passief gebeuren dus.
Hondert cronen
Maar het Franse werkwoord rester, wat meer lijkt op ons woord rest, betekent nu juist: ‘wat overblijft om te doen (cursief van mij)’. De Fransen vonden kennelijk dat daar dan nog wel wat mee moest gebeuren…..Een betekenis die we trouwens ook zeker terug vinden in het Nederlandse werkwoord resten. Bijvoorbeeld in ‘… hondert cronen, die ghylieden rest te betalen (tekst uit 1488). Ook in het huidige, niet zoveel meer gebruikte werkwoord ‘Mij rest alleen nog…. vinden we nog dat wat overblijft om te doen.
Handdoeken
Iets met resten willen doen roept natuurlijk meteen de vraag op: wat dan? Daar kun je behoorlijk van in de stress raken. Je kunt immers met ontzettend veel ongesorteerde resten zitten, en alle resten zijn weer anders. Ik ben toen maar gewoon begonnen met een eerste groep: handdoeken. Toevallig had ik namelijk net voor ik met dit onderzoek begon ook nog eens drie vuilniszakken overgebleven textiel gekregen van een tante die naar een verpleeghuis was verhuisd, met daarin zeker twintig handdoeken.

Rust, rost en rest
Ik merkte dat het werken met resten me rust gaf (zie ook Stof bewerken voor een betere stemming). Wat blijkt nu ook, uit de etymologiebank? Allerlei varianten van ruste, reste en roste komen in Middelnederduitse, Oudsaksische en Oud-engelse teksten vanaf de dertiende eeuw voor – in de betekenis van ‘rust’. En het Engelse rest betekent nog steeds rust. Dat de woorden rest en rust verwant zijn, is wellicht geen toeval. Misschien moeten we voor een eventuele gemeenschappelijke oorsprong toch maar weer terug naar de passieve, Latijnse term restare: iets wat overblijft. Als er iets overblijft is er genoeg van, en dat geeft rust. Of (ik bedenk maar wat): in rust zie je de resten beter. Nog eentje: wie niet mee op jacht hoeft, kan lekker rustig bij de resten blijven, dan wel er rustig mee gaan werken. Nou ja, zo kun je nog even doorgaan.
Bewaren en waarderen
Zo lijkt het me trouwens ook interessant om na te gaan welke verwantschappen er zijn tussen de woorden bewaren, waarderen en waar. Bijvoorbeeld: voordat je iets bewaart, moet je kiezen wat je bewaart (wat behoorlijk lastig kan zijn) en dus ook wat je waardeert, dan wel wat waarde heeft of wat waar(devol) of waarachtig is, of lijkt.
Ook de herkomst van jurk en rok, waar mijn aangetrouwde neef Neerlandicus Fons Moerdijk op is gepromoveerd wil ik nog bestuderen.