(Industriële) oplossingen voor de resten van de resten

In mijn stofreststudio groeit het aantal stofresten. Gelukkig werken steeds meer partijen aan industriële recycling.

Mijn ideaal is een studio zonder resten. Ook voor de resten van de resten van de resten – de echte scrap: kleine, rafelige stofflinters – wil ik bestemmingen zoeken. Ideeën heb ik genoeg: kussenvulling, stoffen sieraden, vulling voor pannenlappen, er nette smalle reepjes van vouwen, die aan elkaar maken en deze vervolgens vlechten. Ik ben nu bezig met een wandkleed van spijkerstofresten (zie ook Experimenteren met spijkerstof).

Ook op Pinterest zijn inspirerende voorbeelden te vinden voor het verwerken van scrap, zoals Seven ways to use your scrap van quilt docent Karen Brown (hoe maak je mooie quilts met kleine restjes?) En, niet te vergeten, dit driedimensionaal textiellandschap, gemaakt door een groep Peruaanse kunstenaars.

Het is de moeite waard deze prachtig aangeklede en geborduurde poppetjes van kleine restlapjes hier in detail te bekijken. Toen ik dat zag, wilde ik gewoon van de vele gekleurde restjes en draadjes die ik heb liggen ook zulke poppetjes maken, bijvoorbeeld voor de kerstboom.  

Maar toch. Intussen heb ik op zolder meer kilo’s stof(rest) dan ik ooit in mijn leven heb gehad (7 kleine en middelgrote zakken). Dat komt omdat ik, om bijvoorbeeld een bepaalde type tas, servetten of kussen voor iemand te maken, toch geregeld een restlapje erbij moest kopen in de lokale kringloopwinkel, anders kon ik dat product niet maken. Ook krijg ik van familie en vrienden steeds meer, nu bekender wordt dat ik reststoffen verwerk.

Aanvankelijk had ik me voorgenomen geen nieuwe stoffen te kopen/aan te nemen voor ik voldoende reststof had verwerkt om het aantal zakken scrap op, zeg, maximaal twee te houden. Maar had ik dat consequent volgehouden, dan had ik me afgelopen jaar denk ik vooral met scrap verwerken bezig gehouden – dus kussens, dekens of wandkleden maken waar ik eigenlijk niet direct een bestemming voor had.

Prullenbak

Gelukkig komen er ook industriële oplossingen. Toen ik begon dacht ik nog dat ik mijn te veel aan scrap in de prullenbak zou moeten mikken. Waardoor door mij uiteindelijk misschien nog zelfs meer textiel verbrand zou worden dan voor ik met deze studio begon. Maar inmiddels weet ik: dat hoeft niet. Als het aantal kilo’s te gek wordt, kan ik zakken in een bak doen van Sympanie, een landelijk opererend inzamelingsbedrijf dat het textiel wat niet opnieuw draagbaar is (zo’n 35 %) zoveel mogelijk levert aan een aantal jonge, (deels) industrieel werkende recycle bedrijven.

Proeffabriek

Zoals Saxcell, een Twents bedrijf dat voortkomt uit Hogeschool Saxion. En dat onlangs, met drie Turkse textielbedrijven, een proeffabriek in Goor is gestart. Dagelijks levert deze nu 100 kilo vezelpulp voor in kleding en handdoeken – jaarlijks 36.500 kilo. Katoen kan naar VRK Isolatie gaan, dat dit vervezelt tot het isolatiemateriaal Metisse, wat sinds vorig jaar bij de Gamma ligt. En zo kunnen sinds kort oude dekbedden naar Ducky Dons, die de dons eruit haalt en het in weer nieuwe dekbedden verwerkt. Met jaarlijks 145 miljoen kilo afvaltextiel in Nederland (waarvan 94 miljoen kilo bij genoeg capaciteit te recyclen zou zijn) is de kans dat mijn scrap, als ik het bij Sympanie in de bakken doe, gerecycled uit de keten komt nog klein, denk ik. Maar ik werk dan in ieder geval mee aan deze nieuwe ontwikkeling.

Stoom

Ook onderzoeksinstituten werken aan recycling technieken, waardoor de capaciteit om resttextiel te verwerken hopelijk snel stijgt. In dit filmpje bijvoorbeeld, is te zien hoe het Hong Kong Research Institute of Textiles and Apparel HKRITA, met investering van de H&M Foundation, tussen 2016 en 2020 een proces heeft ontwikkeld waarbij het met stoom  (110 tot 150 graden) en milieuvriendelijke chemicaliën katoen en polyester weet te scheiden, zodat deze makkelijker zijn te recyclen.

Langer gebruiken

Maar ja, uiteindelijk vind ik natuurlijk ook dat het bij die industriële verwerking zoveel mogelijk om de scrap moet blijven gaan (zie de Correspondent: Met recycling alleen kom je er niet). Eerste streven moet blijven kleding en huistextiel langer te gebruiken. Niet alleen vanwege het milieu – industriële recyling kost energie, water en materialen, zoals in scheidingsmachines -, hergebruik en upcyclen kunnen ook extra werk bieden in regio’s, mogelijk ook leuker dan nu in de grote fabrieken. Maar dat vraagt dus wel een andere textiel economie.

Eerlijke-prijzen-economie

En daar zijn gelukkig ook al allerlei initiatieven voor: cradle-to-cradle, ‘regeneratief’, circulair, een eerlijke-prijzen-economie, of ongeveer eentje zoals geschetst in het recent uitgekomen visiestuk A new textile economy van de Ellen MacCarthy foundation. Daarin staat trouwens ook het schokkende cijfer dat we wereldwijd sinds 2002 onze kleding de helft minder vaak dragen dan nu – zoveel sneller dan nodig gaat deze de prullenbak in.

Minder gehoor geven aan fast-fashion, meer recycling en minder vaak de kleren wassen en drogen met de machine (dat kost nog het meeste energie), wordt ook bepleit in het kritische filmpje The lifecycle of a t-shirt –  onderdeel van een TedEx lessenpakket The nature of our stuff voor Amerikaanse scholen. Zelf geef ik spijkerbroeken onder andere een extra leven in een wandkleed. Leuk werk, en het gaat onze gang opfleuren, maar ik doe wel vele zondagen en zaterdagen over het verwerken van vier spijkerbroeken….

Write a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *