Ode aan de koffiebonenzak
Van jute koffiebonenzakken maak ik wandkleden door er repen T-shirt en wol door te weven. Typische ‘slow stiching’: rustgevend, gezellig en spannend. Daarbij is het milieuvriendelijk en kost het niks.
Zullen we koffiedrinken? De ander zegt ja en het enige wat ik hoef te doen is koffie zetten, halen of bestellen. Hup, daar zijn de kopjes al.
Maar hoeveel dagelijkse handelingen, van hoeveel mensen, zijn daar niet voor nodig geweest? Het naar kassen lopen van veredelaars, het mais inkopen door boerinnen, het invullen van bestanden door havenmedewerkers, het starten van de motor door de vrachtwagenchauffeur …. Handelingen die niet direct met planten, drogen of branden van doen hebben, maar toch nodig waren.
Afgelopen jaar ben ik met een van die vele koffietaken aan de slag gegaan: een bestemming vinden voor de jute zakken die zijn afgeschreven voor het vervoer van de bonen. Het geluk wilde dat mijn eigen leverancier, Sheba koffie uit Ede, zakken over had en wel mee wilde geven. Ik knipte ze doormidden en bedacht dat ik, om de mogelijkheden goed te leren kennen, zo’n zes tot acht wandkleden kan maken, te beginnen met 1 voor onze gang.

Geen ontwerp
Van te voren een ontwerp maken was lastig, want ik had nog geen idee van de mogelijkheden. Ik begon dus maar met wat voor mij het meest voor de hand lag: het door het juteweefsel heen weven van stroken geknipte T-shirt en later (omdat T-shirt lastig bleek te knippen) ook laken. Een jute zak is een ruw weefsel, waar je behalve dikke wol ook smalle stroken stof doorheen kunt rijgen. De meeste andere weefsels, zoals katoen of linnen zijn daar te dicht voor. Al werkenderwijs koos ik voor witte stroken, met een beetje kleur. De letters liet ik vrij, en daaromheen verdeelde ik de zak in grotere en kleinere rechthoeken die zich van elkaar onderscheiden in dichtheid van laken/T-shirt, en in gebruik van horizontale of juist verticale rijen.
Bij het tweede wandkleed ging ik door de letters heen, gebruikte ik meer kleur (vooral blauw/groene wol) en heb ik er op sommige plekken nog een laag bovenop genaaid: kleine stukjes losgetrokken weefsel dat ik van blauwe en groene deken had gemaakt. Stukjes die me dan doen denken aan schimmelgroei.

Bij het derde wandkleed trok ik er jute draden uit, zodat ik door die rijen ook bredere stroken kon weven, en ik gebruikte meer, ook contrasterende kleuren – wit was niet meer de belangrijkste.


Voor het vierde heb ik rondes gekozen. De te gebruiken steken haal ik uit Stiches: New Approaches (1985) van Jan Beaney, omdat de gefotografeerde en beschreven werken goed passen bij dit type juteverwerking: de kunstenaars weven en borduren met wat voorhanden is: nylon kousen, lintjes, repen stof, wolresten… Ze gebruiken steken die in het boek helder worden uitgelegd en verbeeld. Daarmee kan ik al een beetje inschatten wat ongeveer het effect zal zijn, als ik een bepaalde dikte strook en steek gebruik.


Vijfde wandkleed in wording: een verzameling kleine lapjes tegen de achtergrond van stofstaallapjes. Hoe kleiner het lapje, hoe minder motieven ik er in blijk kwijt te kunnen
Geen lawaai
Wat is de zin van zo’n serie jute wandkleden? Voor mij is het belangrijkste dat ik het heerlijk vind om vrij door onregelmatige, ruwe weefsels te weven/rijgen. Geen naaimachine, dus ik kan in stilte werken (wat rustgevend is), intussen een radioprogramma luisteren (wat interessant is), of met huisgenoten praten (wat gezellig is). Ik vind het leuk om, uit wat ik heb aan stofresten, elk moment weer te kiezen voor een kleur, de lengte van een lijn, de grootte van het rechthoek en zo kleur en vorm in balans proberen te houden. Ik rijg wat steken en dan kijk ik weer: hier nog wat bij, daar wat af… of niet…
Slow stitching
In december kwam ik erachter dat dit type borduur/weefwerk een eigen naam heeft: slow stiching. Slow stiching is vergelijkbaar met de slow food, slow city en slow fashion beweging, schrijft de Engelse auteur Claire Wellesley-Smith in Slow Stich. In plaats van dat je een bijvoorbeeld een rok of blouse (snel) koopt of bestelt, mogelijk ten koste van andermans welzijn, neem je de tijd om zelf te maken, en tijdens het maken keuzes te evalueren.
Het zelf maken van een kledingstuk biedt al meer mogelijkheden tot reflectie dan kopen (deze of die stof, net boven de knie of toch eronder, rits of knopen). Bij het vrij maken van wandkleden blijf je helemaal wikken en wegen en kiezen – alleen of in een groep. Voortdurend moet ik immers kiezen voor stof, vorm en kleur; er is ook een minder duidelijk eindpunt, zoals bij een rok of blouse.
Kiezen
Het is dan ook fijn een tijd te werken binnen een zelfgekozen kader. In dit hele project van een aantal wandkleden voor onze gang (en misschien ooit ergens een tentoonstelling) gebruik ik alleen jute zakken en repen katoenen reststof en wol, voor een wandkleed kies ik voor lijnen of juist rondes. Zo hoef ik niet steeds na te denken wat ik nu zal kiezen uit de ontelbare mogelijkheden die textiel biedt. Misschien is dat wel de grootste waarde van vrij werken, ofwel spelen met materialen: leren kiezen, en een tijd bij die keuze blijven.
Ik kan me daarom ook goed vinden in het pleidooi ‘Waarom spelen een serieuze business is’, onlangs op het platform TextilArt. Als je uit vele mogelijkheden moet kiezen welke volgende stap bij je past, is er dan wel een andere manier om erachter te komen dan door te spelen, door vrij, al wikkend en wegend, op te merken waar je voorkeuren liggen? Jute of dichter linnen? Er groene of blauwe wol doorheen rijgen? Koffie of thee? ‘Play is the key to find your own voice’, zo promoot TextilArt zijn eigen kunstvorm.
